“Vrije tijd is voor mij heel lastig omdat ik het lastig vind om zelf dingen te verzinnen. Als ik iets verzonnen heb, heb ik er meestal geen zin in en het is meestal ook zo dat wanneer ik het uiteindelijk ga doen, dat ik het dan wel leuk vind” (Koekie, 2015).

Bij het werken aan beeldende taken is er verbeelding, zelfstandigheid, organisatie en fijne motoriek nodig. Dit is voor veel kinderen met ASS moeilijk. Als het een keuzeactiviteit is dan moet dit duidelijk en gestructureerd aangebracht worden. Bij keuzeactiviteiten heeft het kind zijn voorstellingsvermogen en het aanvoelen van eigen beleving nodig. Je moet je kunnen voorstellen wat het knutselwerkje zal worden met de bijhorende materialen. Bij kleuters met ASS is dit moeilijk, ze kijken dan meestal wat hun klasgenootje doet. Ook gaan kinderen met ASS telkens hetzelfde materiaal kiezen, ander materiaal moet aangeboden worden. Zo leren ze dit materiaal kennen en het zich eigen maken (van Soerland & Odolphi, 2016).

In het boek kleuters en ASS staat er een heel mooi voorbeeld van een probleem in de knutselhoek.

Anouk krijgt met het uitdelen van de activiteiten tijdens het spelen en het werken te horen dat ze vandaag gaat schilderen. Ze knikt als de leerkracht dit vertelt. Als alle kinderen al naar hun werkje gaan, loopt Anouk naar het schildersbord. Daar kijkt ze naar een ander kind die een schort aantrekt. De leerkracht komt langs en moedigt Anouk aan om ook een schort aan te trekken. Anouk doet dit. Daarna kijkt ze in het rond en loop naar het aanrecht (naast het schildersbord). Anouk draait de kraan open en dicht.

De leerkracht komt weer langs en neemt de hand van Anouk en brengt haar naar het schildersbord: ‘Nu blijf je hier bij het schildersbord en  je gaat schilderen. Pak de kwast maar.’ Anouk begint te schilderen. Ze zet twee strepen, kijkt naar de ander die schildert, zet de kwast weer weg en draait op haar stoel naar de klas. Daarna staat ze op en loopt naar de gang. Daar gaat ze in de bouwhoek spelen.

 

Wat is het probleem? Anouk weet niet wat er van haar verwacht wordt en hoe lang. Ten eerste krijgt ze vormloos materiaal, waar zij vorm moet aan geven (voorstellingsvermogen). Ten tweede kan ze geen betekenis geven aan wat de leerkracht verbaal duidelijk maakt (communicatie). Ten derde kijkt ze in het rond en reageert op de dingen om haar heen. Ze imiteert niet het gedrag van de kleuter naast zich.

 

Hoe pak je dit aan? Eerst en vooral geef je een vorm of afbeelding op het schildersdoek weer, zodat ze weet wat ze gaat schilderen. Vervolgens heeft Anouk visualisatie nodig voor de betekenis van haar taak.” (van Soerland & Odolphi, 2016).

 

Een beeldende activiteit moet georganiseerd zijn, duidelijk, visueel en niet te veel prikkels hebben. Een voorbeeld om het in een knutselhoek georganiseerd aan te pakken is met een dienblad en afbeeldingen. Op het dienblad staan afbeeldingen en dit moet het kind allemaal uit de kast nemen. Eerst doet het kind dit samen met de leerkracht en na enkele keren doet het dit zelfstandig (van Soerland & Odolphi, 2016).

Kinderen met ASS hebben een verstoorde zintuiglijke verwerking. Doordat ze dit hebben, vinden ze het moeilijk om dingen aan te raken. Bv. met hun hand in de lijm gaan zou al moeilijk zijn. Hun zintuiglijke verwerking is verstoord en de lijm zou eerst van hun hand moeten voordat ze verder kunnen met de opdracht. Om een opdracht te maken verdeel je het best in stukken bv. eerste opdracht snippers knippen, tweede opdracht snippers opkleven (van Soerland & Odolphi, 2016).

Wat zijn de problemen bij beeldende activiteiten bij kinderen met ASS?

 

  • Hun zintuiglijke verwerking is verstoord.
  • Ze hebben moeite met het organiseren van hun werk.
  • Ze hebben moeite met hun voorstellingsvermogen.
  • Communicatie met andere kinderen verloopt niet zo vlot.
  • Te veel prikkels verstoren het werk.
  • Opdrachten mogen niet te lang duren.

Maak jouw eigen website met JouwWeb